Facebook Pixel Factor zelfregulatie - Hogeschool Gent

Zelfregulatie.

Zelfregulatie is het zelfstandig en met zin voor verantwoordelijkheid de sturing van de eigen leer­processen in handen nemen. De leerling beslist zelf over handelingen in het leerproces, over het formuleren van (sub)doelen en heeft een eigen verantwoordelijkheid in de aanpak en uitvoering. Leerlingen bepalen bijvoorbeeld zelf of ze extra instructie, extra inoefening of hulp nodig hebben.

Leerkrachten moeten het bewustzijn voor en de kennis van zelf­regulatie verbeteren en leerlingen strategieën aanreiken om hun zelf­regulerende vaardigheden te ontwikkelen.

Het kan hierbij gaan om het stimuleren van zelfreflectie aan de hand van bijvoorbeeld kind­gesprekken of portfolio, het stimuleren van ‘self-verbalization’, waarbij de leerlingen hun denken delen met elkaar en met de leerkracht en zo ook zichzelf aansturen, en het stimuleren van ‘self-questioning’, een leer­strategie die het handelen stuurt voor, tijdens en na een taak. Maar ook het aanbieden van een rapport op kinder­niveau, het zichzelf laten inschalen, het gebruik van auto­correctief materiaal, … kunnen de zelf­regulatie bevorderen.

Strategie aanreiken 1

De leerkrachten geven een duidelijke instructie van hoe leerlingen de wiskunde­les kunnen plannen. Ze visualiseren de planning aan het bord. De planning die de jonge kinderen uit het eerste leerjaar aangeboden krijgen beslaat een kortere tijds­duur. Bij oudere kinderen kan deze planning een langere tijds­duur beslaan.

Strategie aanreiken 2

Planning weergeven

De planning van de verschillende hoeken staat duidelijk weergegeven op het bord. Kinderen weten welke opdracht ze waar moeten uitvoeren wat de zelfstandigheid bevordert.

Reflectietool toepassen

De co-teachers stimuleren met behulp van een ‘exitticket’ de meta-cognitieve vaardigheden van hun leerlingen. Door dit ‘exitticket’ aan te bieden op het einde van de les leren de leerlingen nadenken over het doel van de les en hoe ver ze staan in het al of niet bereiken van dit doel. Nadien vertellen de leerkrachten hoe ze ook de ‘tip en pluim’-techniek inzetten om de meta-cognitieve vaardig­heden bij hun leerlingen te stimuleren.

Eigen doelen stellen

De leerkracht vertelt hoe ze met smileys kinderen laten nadenken over de te verwerven doelen en het leer­proces dat de kinderen doorlopen om deze doelen te bereiken. De leerkracht past op basis hiervan het onderwijs­proces van zijn leerlingen aan. Het is een tool om op het niveau van de kinderen te kunnen inspelen.

Hulp vragen

De leerlingen vragen door middel van een drie­kleurige kubus hulp aan de leerkracht. Zij beslissen zelf wanneer ze deze kubus willen inzetten, de leerlingen schatten dit zelf in. Na de les wordt er gereflecteerd over het wie al of niet hulp nodig had. De leerkracht stimuleert op het einde van de les de kinderen om na te denken over de vraag ‘wat hebben we nu precies geleerd?’.

Schriftelijk reflecteren

De leerkracht zet hoeken­werk in om verschillende wiskunde­onderwerpen in te oefenen. Na iedere hoek vullen de leerlingen een reflectie in over hun leer­proces. De leerkracht maakt hierbij duidelijk dat niet alleen zij hierbij leert maar dat ook de leerlingen hierbij over zichzelf leren.

Inschattingsvermogen stimuleren

Kinderen leren zichzelf inschatten op vlak van wiskunde. Op basis van deze inschatting bepalen ze zelf tot welke groep ze behoren om wiskunde oefeningen te maken. De leerlingen schatten ook in wanneer ze klaar zijn om een toets (een ‘bewijsje’) te maken over de leer­inhouden waaraan ze de voorbije periode gewerkt hebben.

Inschatten instructietijd

De leerlingen schatten zelf in op ze geen, een korte of grondige instructie nodig hebben om de voorop­gestelde doelen te bereiken. Op basis hiervan wordt de planning op een planbord opgemaakt.

Leerlijn visualiseren

Met behulp van een gevisualiseerde doelen, weergegeven op een leerweg, volgen de leerlingen hun eigen leer­traject op. Deze doelen worden gekoppeld aan een portfolio waardoor leerlingen zelfstandig de leer­inhouden kunnen inoefenen en een toets afleggen als deze leer­inhouden verworven zijn.

Plannings­systeem uitbouwen

Doorheen de hele school wordt met een plannings­systeem gewerkt. Met de jongere kinderen wordt gestart met een dagplanning. De symboliek die gehanteerd wordt om deze planning op te stellen is voor alle leer­jaren identiek. Leerlingen plannen in dit vijfde leerjaar zelf doorheen de week waar ze aan zullen werken.

Nood aan hulpmiddelen bepalen

Leerlingen leren zelf inschatten wanneer ze extra hulpmiddelen nodig hebben.

Leren plannen

De leerlingen geven zelf aan welke leer­inhouden ze nog extra willen inoefenen. In overleg met de leerkracht wordt de weekplanning op basis hiervan aangepast. Leerlingen reflecteren al dan niet samen met hun leerkracht over hun wiskundige leer­vorderingen. De planning wordt eveneens als rapportage­middel ingezet naar de ouders toe.

Zelfstandigheid bevorderen

De leerkracht vertelt hoe ze haar klas organiseert zodat kinderen zelf­standig kunnen inschatten of ze nog verdere instructie of hulp nodig hebben.