Samenwerkend leren.
Samenwerkend leren is het verwerken van nieuwe leerstof in tweetallen of in kleine groepjes. De leerlingen overleggen met elkaar, het verwoorden van de leerstof wordt gestimuleerd en zo worden kennis en vaardigheden verinnerlijkt. Het heeft een positief effect op kennisverwerving want om iets te kunnen uitleggen aan een ander moet je het zelf heel goed begrijpen.
Samenwerkend leren kan zowel intentioneel als incidenteel plaatsvinden, dus enerzijds als werkvorm vooropgesteld door de leerkracht en anderzijds kan het spontaan ontstaan tussen leerlingen. Dit kan variëren van korte leermomenten van een paar minuten tot een volledige les.
Samenwerkend leren moet zowel aangeleerd als gestimuleerd worden. Als leerkracht zet je in op het creëren van een klascultuur waarin samenwerkend leren mogelijk gemaakt en bevorderd wordt.
‘Peer tutoring’ is een specifieke vorm van samenwerkend leren tussen leerlingen waarbij één leerling een duidelijke helpende, ondersteunende rol op zich neemt. Deze leerling, in dit geval dus de tutor, kan in een hogere klas zitten dan diegene die ondersteund wordt, de tutee genoemd, maar het kan even goed om klasgenoten gaan. Sporadisch gebeurt het ook dat een leerling iets uitlegt aan de volledige klas. Soms wordt ook de term ‘peer tuition’ of ‘peer assisted learning’ gebruikt. Peer tutoring lijkt wel minder aangewezen voor leerlingen (tutees) die sterk onder de norm scoren voor wiskunde.
Klascultuur optimaliseren
De leerkracht creëert een klascultuur waarin leerlingen gestimuleerd worden om met elkaar over wiskunde te communiceren. De leerlingen worden aangemoedigd om met een klasgenoot samen de oplossingen te bespreken. Tijdens een interview schetst de leerkracht de voor- en nadelen van deze aanpak.
Hulp vragen aan elkaar
De leerkracht ontwikkelt in haar klas een systeem waarbij leerlingen niet alleen hulp aan de leerkracht kunnen vragen maar ook hulp aan elkaar kunnen geven en vragen. Een leerling die de leerinhoud verworven heeft (tutor) kan hierbij een leerling helpen die de leerinhoud nog niet onder de knie heeft (tutee).
Kleine groepjes creëren
De leerkracht kiest ervoor, om na een klassikale instructie over breuken, de leerlingen in groep, één geheel in gelijke delen te laten delen. De leerlingen leggen aan elkaar uit hoe ze dit doen. De leerkracht stelt de groep zo samen dat telkens één sterke rekenaar in de groep aanwezig is (heterogene groep).
Partnerwerk inrichten
Via partnerwerk oefent de leerkracht de ‘sprongen van twee’ in. De leerkracht schetst hoe ze deze werkvorm vooral inzet tijdens de inoefenfase van nieuwe leerinhouden. Het stimuleert het leren van elkaar en het uitdiepen van de leerstof.
Peer tutoring
Een leerling (tutor) demonstreert kort aan een medeleerling, hoe je kan spiegelen rond een as. Deze leerling evalueert of de medeleerling (tutee) de leerinhoud beet heeft.
Samenwerking stimuleren
Partnerwerk wordt ingezet om tijdens een bingospel samen de oplossing te zoeken voor een reeks bewerkingen. De leerlingen zoeken samen of ze het resultaat op hun bingokaart vinden. De leerkracht stimuleert het samenwerken en het samen zoeken naar de oplossing.
Leren samenwerken
De leerkracht heeft als doel de leerlingen samen te laten werken. Ze bespreekt met de leerlingen wat ‘samen werken’ inhoudt, hoe je dat doet en wat de bedoeling hiervan is. Na de wiskundeles evalueert ze samen met de leerlingen haar vooropgestelde doel.
Groepen samenstellen
De leerkracht legt uit hoe ze in een graadsklas (4-5-6) via de groepssamenstelling peer tutoring stimuleert. Door het creëren van heterogene groepen stuurt ze het ‘aan elkaar aanleren’. Spontaan en wisselend, nemen de leerlingen de rol van tutor op zich en leren ze de tutee decimale getallen lezen en schrijven.
Uitleggen aan elkaar
De leerlingen vergelijken de oplossing van hun bewerking. Eén leerling neemt de rol van tutor spontaan op zich en legt uit hoe je tot de juiste oplossing komt. De tutee luistert, volgt de denkwijze mee op en geeft op het einde aan dat hij de leerinhoud beet heeft en akkoord gaat met de oplossingswijze.
Samen handelen
Samen met ‘het schoudermaatje’ leggen de leerlingen met concreet materiaal de tafel van vijf. De leerkracht loopt rond om na te gaan of het partnerwerk tot een goed resultaat leidt.
Hoekenwerk in duo organiseren
Een volledig les schuiven de leerlingen per twee door naar verschillende hoeken waar wiskundige opdrachten uitgevoerd worden. Met hun partner nemen de leerlingen de instructiebundel door, voeren ze de wiskundige handeling uit en noteren ze de oplossing in de werkbundel. Opdrachten worden spontaan verdeeld: wie schrijft, wie voert de handeling uit, …