Facebook Pixel Factor probleemgestuurd leren - Hogeschool Gent

Probleemgestuurd leren.

Probleemgestuurd onderwijs is een vorm van onderzoekend leren. Het is een verzamel­naam voor verschillende werk­vormen waarbij leerlingen nieuwe kennis verwerven aan de hand van een probleem of een taak uit een authentieke context. Het is een werk­vorm waarbij leerlingen een probleem aangeboden krijgen vooraleer ze hierover instructie gekregen hebben. De nadruk ligt op het zelf­sturend vermogen van de leerlingen. Het probleem kan in de lagere school op een concrete, schematische of abstracte manier aangeboden worden. Het is belangrijk dat er terug­gekomen wordt op de oplossing of het antwoord door bijvoorbeeld de kinderen het oplossings­proces te laten verwoorden.

In de geselecteerde filmpjes zien we elementen van probleem­gestuurd leren terugkomen, namelijk het starten van uit een probleem of taak uit een authentieke context of het aanbieden van een probleem vooraleer er instructie geboden wordt. Het zelf­sturend vermogen komt in de filmpjes minder aan bod, wat aangeboden wordt is een opstap naar dit zelfsturend leren.

Vanuit een vraag vertrekken

De leerkracht licht toe dat ze vanuit een probleem vertrekken. In de les vertelt ze aan de leerlingen dat ze heel veel zaken samen gaan moeten oplossen. Ze beginnen vanuit een vraag en gaan samen op zoek naar hoe ze het kunnen oplossen. Er is dus nog geen instructie gegeven. De leerlingen moeten het oplossings­proces verwoorden terwijl de leerkracht aan het bord de handelingen uitvoert.

Authentieke context creëren

De leerkracht wil een appel gelijk verdelen. De appel wordt concreet aangeboden en wordt effectief gesneden. Het leerproces vindt plaats in een authentieke context.

Probleem zelfsturend oplossen

Leerlingen krijgen een stuk peperkoek en moeten dit in groepjes van twee gelijk verdelen. Ze kiezen zelf hoe ze dit doen. Er wordt beroep gedaan op het zelfsturend vermogen van de leerlingen.

Probleem concreet aanbieden

De leerkracht heeft vijf zakjes met vijf snoepjes. Ze start de les met de vraag of er voldoende snoepjes zijn voor iedereen in de klas. Het concrete materiaal (de snoepjes) is herkenbaar en triggert de leerlingen.