Gebruik technologie.

Een krachtige leeromgeving omvat zowel een fysieke als een digitale leer­omgeving. Een digitale leer­omgeving is een geheel van systemen of applicaties dat het onderwijs of het leren ondersteunt.

Het biedt mogelijkheden tot uitwisseling en inoefening van leer­inhouden, differentiatie en variatie in werk­vormen. Het omvat onder andere tutorials waarbij informatie, demonstratie en oefening wordt aangeboden, computer­ondersteunde instructie en andere digitale tools om het leren efficiënter te maken.

Digitale leer­omgevingen worden als leuk beschouwd door leerlingen en daardoor verhoogt hun motivatie. Bij oefeningen en digitale toets­systemen is vooral de feedback belangrijk. De feedback moet zodanig opgesteld zijn dat leerlingen ze moeten gebruiken en niet kunnen negeren. Feedback wordt het best in beheers­bare hoeveel­heden aangeboden maar moet tegelijker­tijd voldoende uitgebreid en goed doordacht zijn zodat het leer­proces kan bijgestuurd worden. Goede digitale feedback houdt meer in dan louter verifiëren of het goed of fout is.

Variëren in werkvorm

De leerkracht vertelt hoe tijdens één wiskundeles zowel een digitale als een fysieke leer­omgeving gecreëerd wordt. De ene helft van de klas­groep krijgt de oefening digitaal aangeboden, de andere helft krijgt de oefeningen met concreet/schematisch materiaal aangeboden. De leerlingen maken de transfer tussen beide soorten oefeningen.

Digitale feedback

Een leerling oefent de tafel van tien in op de laptop. Op het einde van de oefening geeft het programma aan welke oefening hij juist of fout heeft.

Instructie geven

De IPad wordt ingezet als middel om een instructie te geven. De leerlingen loggen in om een tutorial te bekijken die hen uitlegt wat een millimeter is en hoe die zich verhoudt tot een meter.

Differentiëren

De leerkracht legt uit hoe hij het CSA-model met behulp van de digitale tools inbouwt in het wiskundig leer­traject die zijn leerlingen doorlopen. Dit biedt de leerkracht ook een hulp om te differentiëren.

Leerproces opvolgen

De leerkracht vertelt hoe hij met behulp van een digitaal wiskunde­programma het leer­proces van de leerlingen opvolgt. Hij verifieert hierbij niet alleen welke leer­inhouden de leerlingen beheersen, hij analyseert ook de attitude van de leerlingen. Op deze manier kan de leerkracht snel en efficiënt differentiëren.

Leerproces visualiseren

De leergroei van de leerlingen wordt met behulp van een digitaal wiskunde­programma in kaart gebracht

Proces­gerichte feedback

Leerlingen kunnen met behulp van het computer­programma zichzelf corrigeren en bijsturen. Het computer­programma geeft niet alleen aan wat juist of fout is maar geeft feedback op het wiskundig doel dat de leerling wil bereiken.