Concreet, manipuleerbaar en digitaal materiaal.

Materialen zijn uitstekend bruikbaar om te verwoorden wat men doet en inzicht te creëren in reken­concepten. Bij het gebruik van materiaal kan er onderscheid gemaakt worden tussen concreet, manipuleer­baar materiaal en digitaal materiaal. Het grote verschil tussen beide is dat het concrete materiaal effectief vast­genomen kan worden terwijl digitaal materiaal eerder een schematische of symbolische voorstelling is van materiaal. Concreet en manipuleer­baar materiaal zoals reken­staafjes, montessori­reken­materiaal, MAB-materiaal (multibase arithmetical blocks), metrieke inhouds­maten,… kan effectief worden ingezet bij het reken­onderwijs. Echt concreet materiaal uit het dagelijks leven fungeert goed als aandachts­trekker, maar via modellen en representaties gaat men dan over tot abstract rekenen. De materialen zijn uitstekend bruikbaar om te verwoorden wat men doet en inzicht te creëren.

Concreet handelen

De leerkracht leert de leerlingen met zakjes van honderd gram één kilo vormen. De zakjes worden hierbij op de weeg­schaal gelegd (concreet handelen). Onder begeleiding vatten ze de inzichten schematisch samen.

Variëren in materiaal

Samen met de leerkracht oefent de leerling met concreet materiaal het splitsen tot 10, de reken­kaart ligt binnen hand­bereik. De leerkracht vertelt hoe de kinderen van de klas steeds beroep kunnen doen op deze reken­kaart en hoe dit materiaal varieert naar­gelang de doel­stelling die beoogd wordt.

Nood aan materiaal bepalen

De leerkracht laat de leerlingen zelf nadenken of ze de reken­doos met concreet materiaal willen inzetten bij het maken van de reken­oefeningen.

Authentieke leeromgeving creëren

De leerkracht maakt een winkeltje, een aandachts­trekker om het begrip ‘procent van, …’ aan te leren. Het legt meteen de link naar een authentieke leer­omgeving.

Concreet materiaal linken aan schematische voorstelling

Het concreet materiaal, geld, wordt op een schema (tabel) gelegd zodat de leerlingen inzien hoe de centen/euro’s zich verhouden tot elkaar. De link met de decimale getallen wordt gevisualiseerd.

CSA toepassen

De leerkracht trekt met de snoepzakjes de aandacht van de leerlingen. Ze stelt met het behulp van de snoep­zakjes het wiskundig probleem concreet voor. Direct daarna stelt ze het probleem schematisch voor en schrijft ze er de wiskundige notatie bij (abstracte fase). De leerkracht toont met behulp van het materiaal voor hoe de leerlingen zelf de tafel van vijf kunnen leggen. Na de demonstratie manipuleren de leerlingen hetzelfde materiaal en oefenen ze de maaltijd van vijf in.

Begrippen aanschouwelijk maken

De leerlingen moeten het verband leggen tussen het concreet materiaal, fles en brik melk, om het begrip anderhalf op te bouwen. Het abstracte woord in de opdracht krijgt zo ten volle een betekenis. Door het visualiseren van het begrip zijn ze in staat op de oplossing te vinden en te noteren op het antwoordblad.

Leermiddelen leren inzetten

De leerkracht vraagt de leerlingen om na te denken welke hulpmiddelen hen zouden kunnen helpen om tot een goede oplossing te komen. komen. Ze leert hen om zelf na te denken over het al dan niet gebruiken van leer­middelen om tot een oplossings­wijze te komen.

MAB-materiaal gebruiken

De leerkracht legt uit hoe je het MAB-materiaal gebruikt. Ze toont hoe tien­tallen eruit zien. Ze legt de link tussen de abstracte oefening op het bord en het concreet materiaal.

Begrippen visualiseren

De leerkracht laat de leerlingen nadenken over het in twee snijden van een appel waarbij er twee gelijke delen ontstaan. Ze wil de leerlingen tot het inzicht brengen dat je door één snede te maken, twee delen verkrijgt. Als je de twee delen weer samen­voegt bekom je terug één geheel. Onder­tussen oefent de leerkracht de begrippen ‘horizontaal-verticaal-geheel-gelijke delen’. Door middel van het concreet materiaal (een appel/mes) dat de leerkracht manipuleert worden deze begrippen gevisualiseerd.

Samen handelen

Door het snijden van de peperkoek leren de leerlingen dat één geheel op verschillende wijzen in twee gelijke delen kan verdeeld worden. De bij­behorende begrippen worden hierdoor nog eens extra geoefend. Daarnaast krijgen de leerlingen inzicht in het verdelen van een voorwerp dit zowel in twee­dimensioneel als in drie­dimensioneel vlak. Doordat ze dit samen doen ontstaat een spontaan wiskundig overleg. De leerkracht stimuleert en controleert het correct wiskundig handelen.

Instructie geven bij gebruik materiaal

Bij het gebruik van materialen is het belangrijk om steeds een goede instructie te geven van hoe het materiaal gebruikt wordt. De leerkracht duidt hier hoe het MAB-materiaal gebruikt wordt en hoe de getallenas dient ingezet te worden.

Concreet materiaal afbouwen 1

Drie leerkrachten leggen uit hoe ze in een eerste fase concreet materiaal aanbieden om tot inzichten, een juiste oplossings­wijze te komen maar ook hoe dit materiaal in de loop van het wiskundig ontwikkelings­proces terug afgebouwd wordt zodat leerlingen op een abstract leren denken, los van het concreet materiaal.

Concreet materiaal afbouwen 2

Concreet materiaal afbouwen 3

Respectvol omgaan met materiaal

De leerkracht geeft de leerlingen een ‘dikke pluim’ omdat ze het materiaal correct gebruikten en netjes opruimden.

Materiaal functioneel inzetten

De leerkracht legt uit hoe zij concreet materiaal inzet om de leerlingen tot een wiskundig inzicht te brengen. Ze vertelt hierbij hoe het gebruik van en het handelen met concreet materiaal een handig hulp­middel is om kinderen met specifieke onderwijs­behoeften te ondersteunen.