REEKS IMPACT: Sven De Visscher, eCO-CITY
Het onderzoeksbeleid van HOGENT is drastisch hervormd, met twaalf onderzoekscentra die zich elk verdiepen in een eigen domein. Die stellen we graag voor in een interviewreeks met de onderzoekscoördinatoren. We zoomen in op de onderzoeksthema’s en -initiatieven van de centra en gaan na hoe die maatschappelijke impact kunnen creëren. We openen de reeks met Sven De Visscher, onderzoekscoördinator eCO-CITY.
De algemene, fundamentele onderzoeksvraag van het onderzoekscentrum eCO-CITY is hoe mensen kunnen (samen)leven in een verstedelijkte omgeving, op een duurzame, rechtvaardige en leefbare manier en hoe ze daarbij ondersteund kunnen worden. Dit uitgangspunt draagt een grote maatschappelijke relevantie in zich. We spraken erover met Sven De Visscher, coördinator van het onderzoekscentrum. Maar alvorens daar dieper op in te gaan, peilden we eerst naar de hertekening van het HOGENT-onderzoeksbeleid, met de uitbouw van thematische onderzoekscentra.
Jullie zijn al enkele jaren in enkele verwante onderzoeksgebieden actief en hebben daar intussen een zekere reputatie opgebouwd. In zekere zin bestond er dus de facto al een onderzoeksgroep. Wat is dan de meerwaarde van een ‘formeel’ onderzoekscentrum?
Sven: “Zo’n onderzoekscentrum is onmiskenbaar een grote vooruitgang. Het is een goede zaak dat de interne concurrentie om onderzoeksprojecten binnen te halen, grotendeels is weggewerkt. In de vroegere situatie ging er bijzonder veel tijd verloren: er werd in heel de organisatie veel energie en arbeidstijd geïnvesteerd in de voorbereiding van onderzoeksvoorstellen, waarvan er uiteindelijk maar enkele groen licht kregen. Bovendien werden onderzoeksvoorstellen wel eens gemodelleerd naar wat wenselijk is om goedgekeurd te worden. Dat was nefast: wij worden betaald door de gemeenschap en het is dan ook niet meer dan logisch dat onze onderzoeksmiddelen en -tijd efficiënt worden ingezet om die gemeenschap vooruit te helpen, niet om elkaar te beconcurreren.
De onderzoekscentra garanderen nu een zekere stabiliteit, wat onderzoekers in staat stelt om hun tijd gerichter in te zetten op waar het in essentie om gaat: onderzoek doen in plaats van dossiers uitschrijven. Ze bieden bovendien een zekere mentale ruimte om nieuwe dingen te proberen.
Ik geloof ook dat de huidige structuur nieuwe samenwerking tussen onderzoekers uit diverse disciplines zal bevorderen. Zo zit eCO-CITY op het sociaal-ecologische snijvlak met bepaalde aspecten van het onderzoekscentrum AgroFoodNature en Futures through Design. Onder meer biodiversiteit in verstedelijking lijkt me een thema dat we samen kunnen aanpakken.”
Dat brengt ons bij het inhoudelijke aspect van eCO-CITY, dat onderzoek verricht rond de problematiek van verstedelijkte omgevingen. Wat moeten we daar zoal onder verstaan?
Sven: “Toen ik kind was, leerden we op school dat er op onze planeet 5,5 miljard mensen leefden. Intussen zitten we aan 7,5 miljard en blijft de wereldbevolking stijgen. Eigenlijk is die vaststelling het startpunt: de wereldbol wordt stilaan te klein. Vandaar dat de Verenigde Naties een duurzame en rechtvaardige verstedelijking hebben opgenomen in hun Sustainable Development Goals (SDG’s). Steden, en de maatschappij als geheel, worden alsmaar complexer en diverser – en niet alleen in de betekenis van verschillen in afkomst. Ik verwijs in dat verband geregeld naar het beeld van ‘the community of those who have nothing in common’ van de Amerikaanse filosoof Alphonso Lingis. Daarnaast staat de ecologische draagkracht van de steden onder druk: als die blijven uitbreiden, hoe kunnen we er gezond blijven leven? Welke ingrepen en welk beleid zijn nodig om collectieve welvaart en welzijn in verstedelijkende omgeving mogelijk te maken en/of in stand te houden, rekening houdend met zowel ecologische, sociale als economische waarden?
Al die elementen confronteren ons met nogal wat uitdagingen. En daar focussen we op met eCO-CITY. We geven onze onderzoeksprojecten vorm binnen vier maatschappelijke uitdagingen: samenleven in diversiteit, solidaire en rechtvaardige samenleving, sociaal-ruimtelijke kwaliteit van stedelijke omgevingen, en stadscoalities en governance.”
“In stadsontwikkelingsprojecten komt de gebruiker dikwijls pas als laatste aan bod, terwijl wij precies sterk de nadruk leggen op het gebruikersperspectief.”
Sven De Visscher, onderzoekscoördinator eCO-CITY
Hoe wil het onderzoekscentrum maatschappelijke impact creëren? Kan je dat concreet maken?
Sven: “Ik neem hier stadsontwikkelingsprojecten als voorbeeld: zo’n project is doorgaans een wisselwerking tussen economische spelers, een lokaal bestuur, een architectenbureau en belangengroepen. Maar de impact die stads- of dorpontwikkeling hebben op bestaande bewoners en gebruikers van een wijk of dorp, komt dikwijls slecht beperkt en in laatste instantie aan bod, terwijl wij precies sterk de nadruk leggen op het gebruikersperspectief. Ik Dat is een van de zaken die we via onze onderzoeksprojecten en expertise kunnen ombuigen, zoals in het onderzoeksproject Wijk.
Ook rond het Witte Kaproenenplein in het Rabot, een site met sociale woningen waar een vervangbouw is gepland, spelen we een adviserende rol. We hebben het project van een economische en ingenieurskwestie tot een participatief traject omgevormd, waar de stakeholders (onder meer de buurtbewoners) in een vroeg stadium bij betrokken zijn. Dat heeft een impact op de inrichting van de publieke ruimte, bijvoorbeeld door in plaats van een grote open vlakte plekjes van geborgenheid te creëren. Uiteindelijk wil de ontwerper hier komen tot een parkachtige omgeving.
De projecten BLOK en KIDS zijn andere voorbeelden waar we vanuit het gebruikersperspectief zijn vertrokken, in dit geval kinderen en tieners in de context van hoogbouwprojecten. Aan de hand van sociaal-ruimtelijk belevingsonderzoek en ontwerpend onderzoek met die doelgroep trachtten we een beter zicht te krijgen op de betekenisgeving, leefbaarheid en ontplooiingskansen in de context van stapelbouw, om zo ideeën en voorstellen aan te reiken aan ontwerpers en sociaal werkers.
Het Living Lab rond campus Schoonmeersen vertrekt vanuit datzelfde uitgangspunt: bij het nadenken over de buitenruimte rond het nieuwe gebouw T staat de gebruiker centraal. Aan de hand van een cocreatief traject met studenten, collega’s, buurtbewoners en stadsdiensten proberen we zo invulling te geven aan de vraag wat die plek zou kunnen betekenen voor al deze gebruikersgroepen. We moedigen hen ook aan om te experimenteren met deze plek en samen te ontdekken wat wel of niet werkt.”
Wellicht stuiten jullie adviezen rond ingrepen in de publieke ruimte en bouwprojecten op weerstand. Want aanpassingen om de leefbaarheid en sociale cohesie te bevorderen, vergen vaak een extra investering. En dat horen projectontwikkelaars niet graag.
Sven: “Dat klopt, maar dat maakt natuurlijk deel uit van het proces. Betrokken actoren bij zo’n project hebben natuurlijk allemaal hun eigen achtergrond en belangen. Dat moet je ook respecteren. Overigens stel ik vast dat bij ontwerpers de bereidheid om mee te denken vanuit het gebruikers- en leefbaarheidsperspectief toeneemt. Er groeit algemeen een bewustzijn dat in een meer verstedelijkte samenleving aspecten als ruimte, duurzaamheid en sociale cohesie onvermijdelijk mee op de agenda moeten.
Eigenlijk gaat het over meer collectieve waarde creëren, weg van het klassieke marktdenken. En soms zie je daar mooie, eenvoudige voorbeelden van ontstaan: zo is me een spontaan initiatief bekend waar buurtbewoners het bemalingswater van een bouwwerf opvingen en beheerden. Dergelijke co-creatieve oplossingen kunnen een verschil maken.”
En hoe kan eCO-CITY daar dan op inspelen?
Sven: “We kunnen bijvoorbeeld onderzoeken hoe lokale besturen of andere overheden bij dergelijke initiatieven ondersteunend kunnen werken, zonder te veel te formaliseren, hoe een lokale beleidscultuur kan groeien die deels losstaat van de klassieke beslissingsprocedures en van de bestaande regelgevende kaders. Dat komt neer op een andere benadering van het democratisch proces.”
Ik voel al nieuwe onderzoeksideeën opborrelen.
Sven: “Ik geloof hoe dan ook dat, als we echt maatschappelijke impact willen creëren, onze onderzoeksinitiatieven moeten vertrekken vanuit communicatie met het werkveld, het beleid en de burgers. Dikwijls is onderzoek vooral expertisegedreven: wat ik goed ken, ga ik verder onderzoeken. We moeten daar van durven afwijken: de dialoog met de maatschappij en onze stakeholders moet de rode draad vormen in ons onderzoek.
Dat is overigens deels al het geval: zo is het project ‘sociaal-sportieve praktijken en toegankelijkheid’ gegroeid vanuit de vragen en knelpunten die op dit moment sterk leven in deze sector.”
Publicatiedatum: 10/02/2021