REEKS IMPACT: Kaat Peeters, Research Centre for Sustainable Organizations
In deze tweede aflevering van de reeks IMPACT zoomen we in op het Research Centre for Sustainable Organizations. Coördinator van dit onderzoekscentrum is Kaat Peeters. Kaat is gepokt en gemazeld in de wereld van duurzaam en sociaal ondernemen, maar is zelf nog een nieuwkomer in HOGENT. Dat maakt er haar ambities niet minder op: “Alle hogescholen en universiteiten zijn in meer of mindere mate bezig met duurzaam organiseren, maar ik wil dat wij dé referentie worden”, zegt ze onomwonden. Haar sterke doe-mentaliteit, die ze zelf omschrijft als “een licht ADHD-gehalte”, kan daar alvast bij helpen.
Het Research Centre for Sustainable Organization is een huis met vele kamers: experten finance & accountancy zitten er naast orthopedagogen, marketeers en HR-specialisten. Is het spagaat hier niet te groot om het centrum een duidelijk gezicht te geven?
Kaat: “Ik vind die verscheidenheid juist een enorme troef. Multidisciplinariteit is een conditio sine qua non voor de organisaties van morgen. Om organisaties, van eender welke aard, en ook de maatschappij als geheel duurzamer te maken is er een kruisbestuiving nodig van uiteenlopende disciplines. En die disciplines zijn aanwezig in het onderzoekscentrum. Er is trouwens zeer veel vraag naar ondersteuning in de transitie naar een meer ecologisch beleid en naar een duurzaamheidsbeleid, zowel bij grote ondernemingen, kmo’s en sociale en culturele organisaties. Er is er veel werk aan de winkel en dus geloof ik dat we als onderzoekscentrum echt een verschil kunnen maken. Het project Sociaal-Circulaire Hub Gent, waarin ook HOGENT participeert en dat kan rekenen op steun van het Europees Sociaal Fonds, is een mooi voorbeeld van samenwerking en kruisbestuiving: het project streeft ernaar om zoveel mogelijk Gentse circulaire initiatieven samen te brengen in een netwerk. Er wordt gestreefd naar uitwisseling van ervaring en kennisdeling, maar ook naar samenwerking met organisaties uit de sociale economie. Dat moet dan leiden tot ‘best practices’ van circulaire én rendabele activiteiten die extra jobs creëren voor doelgroepwerknemers - langdurig werklozen, mensen met een sociaal kwetsbare achtergrond, en dergelijke.”
Je bent al jaren op verschillende manieren bezig met sociaal en duurzaam ondernemen. Wat heeft je overtuigd om je kandidaat te stellen als onderzoekscoördinator en om HOGENTenaar te worden?
Kaat: “Toen ik in de vacature de visie van HOGENT las op duurzaamheid, het creëren van maatschappelijke impact en het belang van multidisciplinair werken leek het alsof iemand mijn visie had neergeschreven. Het was dan ook een evidentie om me kandidaat te stellen, ook al zocht ik eigenlijk niet naar extra werk. Ik had hoegenaamd geen tijd te veel, maar ik vond dat ik deze opportuniteit niet kon laten liggen.”
Hoe is het om als zelfstandig ondernemer, en voordien als directeur van een kleine organisatie in een mastodont als HOGENT terecht te komen?
Kaat: “Ik zal eerlijk zijn: het is op dit ogenblik nog wat zoeken. HOGENT heeft als grote organisatie een complexe structuur waar ik soms verlopen in loop. En er is ook het specifieke jargon, waarbij collega's in hun communicatie allerlei vreemde afkortingen en termen hanteren die voor ervaren HOGENTenaars blijkbaar gemeengoed zijn, maar een nieuwkomer geraakt er het spoor bijster bij. In mijn eerste weken besteedde ik dan ook heel wat tijd aan hoofdzakelijk administratieve en organisatorische zaken. Maar ik ga ervan uit dat dit van voorbijgaande aard is en inhoudelijk werk snel de overhand zal krijgen.”
Je maakte in 2013 de oprichting van de Sociale InnovatieFabriek mee en je was er zes jaar directeur van. Je hebt in die periode wellicht veel zien evolueren op het vlak van sociaal ondernemen?
Kaat: “Absoluut. In 2013 bleek het aantal rolmodellen beperkt. Maar sociaal ondernemerschap heeft een zeer snelle opmars gemaakt, zowel kwantitatief als kwalitatief. Initiatieven als de Sociale InnovatieFabriek zijn hier ongetwijfeld een hefboom in geweest, maar het heeft ook te maken met een mentaliteitsverandering: steeds meer mensen met een sociale spirit durven zichzelf ondernemer noemen. Lange tijd heerste er een ongeschreven consensus dat sociaal-maatschappelijk engagement niet te rijmen viel met ondernemen. Maar meer en meer creatieve personen tonen aan dat ‘doing good by doing business’ mogelijk is. Rooffood, De Stuyverij, Enchanté, Brake Out, Robinetto: het zijn maar een paar voorbeelden van ondernemingen die met succes sociale en/of ecologische impact realiseren aan de hand van een degelijk businessmodel. Ik merk die verschuiving naar een economisch denken waar het sociale en ecologische aspect veel prominenter aanwezig zijn ook bij sommige studenten: in mijn studententijd zou het ondenkbaar zijn geweest dat je studies handelsingenieur startte met het idee dat je maatschappelijke oplossingen wilde realiseren. Dat zie ik nu wel gebeuren.”
Zal je als coördinator je stempel kunnen drukken? En hoe zal die er dan uitzien?
Kaat: "Dat wordt van mij verwacht, dus dat zal ik doen ook. Zoals ik al zei: de visie van HOGENT kan je eigenlijk ook als mijn persoonlijke stempel beschouwen. Om het onderzoekscentrum te oriënteren en een duidelijk kader aan te reiken, baseer ik me op de Donut Economy van Oxford-econome Kate Raworth (zie kaderstuk). Dat model meet economische welvaart aan de hand van de sociale basis die wordt gerealiseerd zonder dat ecologische plafonds overschreden worden. Met andere woorden: het doel van economische activiteit is om in behoeftes van iedereen te voorzien en tegelijkertijd binnen de draagkracht van de planeet te blijven. Dat moet de toetssteen zijn in de onderzoeksprojecten die we ontwikkelen. De noodzakelijke kruisbestuiving die ik aanhaalde, zit in dat model ingebakken: het sociale, ecologische en economische zijn in elkaar verweven. Sociaal en duurzaam ondernemen moeten van een niche naar mainstream evolueren.”
Zijn er bepaalde topics waar je op wil focussen in onderzoeksprojecten?
Kaat: “Hoe kunnen we onze positieve impact vergroten? Dat moet de centrale vraag zijn voor elke organisatie. En dan is het natuurlijk belangrijk dat je impact efficiënt kan meten en valoriseren. Op die manier kan je zelfs komen tot een systeem waarbij organisaties financiële steun of belastingvoordelen krijgen op basis van hun positieve impactrapport. En precies op dat topic impact zie ik nog heel wat onderzoeksmogelijkheden en –uitdagingen.”
Waar hoop je over pakweg twee jaar te staan?
Kaat: “Ik hoop dat er tegen die tijd in het onderzoekscentrum heel wat fiere en zeer diverse projectteams actief zijn, die met hun onderzoek bijdragen aan een mindshift, die mee uitstralen dat iedereen aan het stuur zit van die duurzame verandering en dat die verandering mogelijk is binnen elke organisatie. Ik wil ook mee aan de kar trekken om een HOGENT-brede insteek rond duurzaamheid uit te bouwen. En last but not least: alle hogescholen en universiteiten zijn in meer of mindere mate bezig met duurzamer organiseren, maar het Research Centre for Sustainable Organizations moet op dat vlak dé referentie worden in Vlaanderen.”
“Om organisaties, van eender welke aard, en ook de maatschappij als geheel duurzamer te maken is er een kruisbestuiving nodig van uiteenlopende disciplines.”
Kaat Peeters, onderzoekscoördinator Research Centre for Sustainable Organizations
Donuteconomie
van Kate Raworth
De Donut Economie van Oxford-econome Kate Raworth vormt de leidraad voor het onderzoekscentrum. Met dat model benadert Kate Raworth de economie op een andere, meer holistische manier. De naam 'donut' is ontleend aan de vorm van het diagram dat het model visualiseert: een cirkel met een gat in het midden. De binnenste ring die het gat in het midden begrenst, symboliseert een fundament van sociaal welzijn waar niemand onder mag zakken. Dat sociale fundament impliceert onder meer toegang tot basisbenodigdheden zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting.
De buitenste ‘korst’ vormt de ecologische grens. Met andere woorden: als die grens doorbroken wordt, tasten we de draagkracht van de planeet aan (en dus ons eigen voortbestaan). Tussen die grens van het sociale fundament en het ecologische plafond bevindt zich een ruimte die veilig en rechtvaardig is voor de mensheid. Economische activiteiten moeten dus binnen die ruimte blijven om duurzaam te zijn en geen schade te berokkenen.
Niet langer bbp
Raworth pleit ervoor om niet langer het bruto binnenlands product (bbp) - de totale marktwaarde van alle goederen en diensten die in een jaar tijd in een land zijn geproduceerd - te hanteren als economische maatstaf, maar het donutmodel, dat dus ook sociale en ecologische aspecten mee in rekening brengt.
Binnen het sociale fundament onderscheidt Raworth twaalf elementen waarop gemeten moet worden: water, energie, netwerken, huisvesting, gendergelijkheid, sociale gelijkheid, politieke inspraak, vrede en gerechtigheid, inkomen en werk, onderwijs, gezondheid, en voedsel.
Het ecologische plafond omvat zeven deelaspecten: klimaatverandering, aantasting ozonlaag, luchtvervuiling, vermindering biodiversiteit, grondconversie, zoetwateronttrekking, stikstof- en fosforverzadiging, chemische vervuiling, verzuring van de oceanen.
Volgens het model is een economie welvarend als alle twaalf elementen van het sociale fundament worden gehaald zonder een ecologisch plafond te overschrijden. Hoe dat kan worden gerealiseerd, zet Kate Raworth stapsgewijs uiteen in het boek Donut Economie – in zeven stappen naar een economie voor de 21ste eeuw.
Publicatiedatum: 17/02/2021